Interview Leen La Rivière

Interview met Leen La Rivière, bij zijn afscheid van Platform Kerk & Kunst,
afgenomen door kunsthistorica Frouckje van der Wal
Juni 2024

LEEN LA RIVIÈRE

Hij mag terugkijken op een imposante en bijzondere carrière, Leen la Rivière (1946), voorvechter van de kunsten binnen christelijke Nederland. Maar nu is hij ongeneeslijk ziek en moet hij afscheid nemen van het leven. Zijn bestuurswerk voor Platform Kunst en Kerk legde hij daarom neer. Samen blikken we terug op het pionierswerk dat hij heeft gedaan waardoor vele kunstvormen binnen kerken en het christelijke landschap steeds meer gemeengoed zijn geworden.

Door Frouckje van der Wal

Leen la Rivière omschrijft zichzelf als een begaafd iemand met meerdere talenten. Als jongeman kwam hij daardoor in de problemen met kerkelijke autoriteiten. ‘Ik zondigde tegen het elfde gebod: Gij zult geen vragen stellen aan christelijke leidinggevenden. Of het nou de pastoor is of de dominee of een voorganger of een oudste: Gij zult geen vragen stellen.’ Maar de jonge Leen stelde wel vragen. Hij prikte door tegenstrijdigheden heen en maakte hierdoor vervelende dingen mee. ‘Ik heb meer reden gehad om me af te keren van de kerk als om er te zijn. ’ Met zijn groot analytische vermogen stortte hij zich daarom in zijn studietijd op de wereldgodsdiensten. ‘In die ideologieën en filosofieën heb ik juwelen van waarheden ontdekt. Maar de waarheid die van God is, is nog een tandje hoger.’ Het was uiteindelijk een bijzondere godservaring in de trein die hem definitief overtuigde van het bestaan van God en hem richting gaf voor zijn toekomst. ‘Ik zal  het nooit vergeten. Ik las Nietzsche en toen dacht ik: ‘Ja, Nietzsche is mens en elk mens heeft iets menselijks, dat is inclusief de mogelijkheid van een fout. Er moet dus een fout in de redenatie van Nietzsche zitten, in zijn bewijsvoering. Blijft de ultieme vraag over: ‘God, wie ben je echt?’ En toen heb ik een Paulinische godservaring gehad. Waanzinnig. Pang! Middenin de nacht, in een coupé. Ik kan het nog steeds voor mijn ogen terughalen. Letterlijk. Ongelooflijk. God was daar en Hij hield van mij. Eigenlijk alles wat ik doe, baseer ik op deze hele unieke roeping. En ik moet zeggen– met al het pionierswerk erna – dat heb ik hard nodig gehad. Ik kon altijd terugkomen naar dat ene moment.’

La Rivière maakte veel mee als pionier binnen de kunsten in christelijk Nederland. Een pad waar hij in rolde toen hij in 1969 in aanraking kwam met de Amerikaanse Continentals en voor hen onder de vlag van Continental Sound concerten in Nederland ging organiseren. In het begin nog naast zijn reguliere baan. Hij bleek er de juiste talenten en opleiding voor te hebben. Niet een weg waar hij persé voor in de wieg was gelegd overigens. ‘Mijn vader zat hoog in de boom van Philips en als ik die godsontmoeting niet had gehad, dan was ik op zeker moment waarschijnlijk voorzitter van een College van Bestuur van een Hogeschool of Universiteit geworden – ik bedoel wat er in zit, zit er in – het is één van mijn gaven; organisatietalent.’ La Rivière volgde in de roerige jaren 1960 een onderwijsopleiding, maar ook HBO theologie en tekenen. ‘Ik ben heel breed bevoegd. Die brede combinatie, daar heb ik later wel veel plezier aan gehad. Omdat eigenlijk alles wat ik gedaan heb, te maken heeft gehad met onderwijs, onderricht en mensen verder helpen. Het is mijn doel platformen te maken en te scheppen, zodat andere mensen kunnen stralen. Mijn hand is duidelijk te zien in de productiekant, dus de regie van al die dingen, om alles bij elkaar te brengen, zodat het een mooi verhaal wordt. Achter het hele model van Christian Artists, dat 40 jaar succesvol is geweest en zoveel mensen heeft geïnspireerd, zit een bepaald productiemodel. Hetzelfde met de productie van The Continentals. Dat is niet zomaar welke liedjes gaan we zingen, nee, daar zit heel veel denkwerk en kennis achter. Dat doe je niet zomaar.’

Het bleef niet bij vrijwilligerswerk voor The Continentals. Er kwam een uitgeverij bij voor de uitgave van muziekboeken en het tijdschrift Sjofar en er werden nieuwe vormen van gospel in Nederland geïntroduceerd. Al gauw had La Rivière er een dagtaak aan en zegde hij zijn baan op om zich volledig op The Continentals te richten. ‘In de opeenvolging is het begonnen met The Contintentals, dat is middle of the road muziek. Dat is zeer vernieuwend, maar hoogst acceptabel voor alle kerkelijke stromingen. In 1970 bestond eigentijdse, christelijke muziek niet. Je had het Liedboek van de Kerken, Johannes de Heer en Glorieklokken. Voor de rest had je niets. In de evangelicale hoek – dat was toen nog heel klein – werd de samenzang begeleid door een piano, een gitaar en de rijke clubs hadden een piano en een Hammond orgel. Dat was het. Dan komen wij met een complete, grote band, moderne muziek, jongeren… Bam! Alleen theologisch hebben we het altijd zo gedaan, wij gaan nooit iets zeggen over de dingen die christenen verdeelt. Waar Continentals het altijd over zullen hebben, is wat ons verbindt, de fundamenten van het geloof. We vielen nooit iemand aan, we ondersteunden hun allemaal.’ Die weerstand kwam er wel toen andere vormen van kunst, zoals dans en podiumkunsten werden geïntroduceerd. Toch groeide de organisatie gestaag door. ‘Vanaf de jaren ‘70 hadden we elke twee jaar innovatie. Dat leidde ertoe dat de vraag uit het veld toenam, dus eind jaren ’70 gaf ik overal in het land en buitenland workshops. Ik werd er helemaal gek van. Ook medewerkers moesten overal opdraven. Ik dacht: ‘Dit gaat niet goed joh, ik kan mijn normale werk niet meer doen’. Dat legde mede de basis voor het Christian Artist Seminar, waar we in één jaar alles op een hoop gooiden wat je maar zou kunnen leren en doen. Nou dat werd een laaiend succes, maar ook daar gingen we doseren. Want niet iedereen is in staat de multidisciplinariteit van kunst te begrijpen. Dus we begonnen met muziek, daar kwam al snel pop, rock muziek, klassieke muziek  bij. Dat was in drie jaar tijd. Toen deden we het eerste stuk dans. Toen die schok geland was en iedereen zag ‘ja, het past er wel bij’, ging het in een paar jaar tijd naar alle podiumdisciplines; toneel, allerlei vormen van dans, mime, pantomine al dat soort dingen, dus de breedte.’

In 1986 kwamen daar ook de beeldende kunsten bij. Een lastige discipline, omdat het heel anders is dan de muziek en podiumkunsten. Maar het lukte om ook deze tak van sport aan het repertoire toe te voegen. ‘Het is geland en het heeft allemaal bijgedragen aan dat iets wat toen revolutionair was, nou maatschappelijk en kerkelijk normaal is. We hoeven niet meer erkenning te krijgen voor beeldende kunst in de kerk. Je houdt er misschien niet van en dat hoeft ook niet, maar het is niet raar. Dans in de kerk, ook normaal. Allerlei vormen van stijlen en muziek in de kerk, kan ook.’ Het brengen van nieuwe kunstvormen binnen de christelijke traditie was niet de enige slag die gemaakt werd. Er was ook nog de weerzin tegen artistieke vakopleidingen binnen christelijk Nederland en andersom was er binnen de academies ook veel vooroordeel ten opzichte van het christendom. Door het samenbrengen van kunstenaars uit verschillende disciplines en de oprichting van de CNV Kunstenbond kwam er ook politieke macht. La Rivière had een middel om op te komen voor studenten die op hun opleiding te maken kregen met vooroordelen. Christelijke kunstenaars kregen via de seminars kans elkaar te ontmoeten en zich te emanciperen binnen hun beroep. Tegenwoordig vinden christenen met artistiek talent veel makkelijker hun weg naar de vakopleidingen en binnen hun beroepscategorie.

Maar nu is La Rivière ziek. Op 10 januari kreeg hij te horen dat zijn levensverwachting nog maar kort is door nierfalen. Hij heeft daardoor nog maar beperkte energie. Toch heeft deze diagnose hem niet uit het lood geslagen. ‘Ik heb er totale vrede mee. Dat komt door totale vrede met God, met de familie, met mijn naasten, waar moet ik bang voor zijn? Daarbij, als ik kijk naar mijn leven, dan heb ik een vol leven geleid. Ik heb over de hele wereld gezworven, in onvoorstelbaar veel landen op conferenties mogen spreken, mensen mogen dienen, ik weet niet hoe lang allerlei coachingstrajecten of opleidingstrajecten voor mensen met talenten kunnen organiseren, kansen gegeven aan talloze kunstenaars. We hebben geloof ik 105 verschillende lp’s, cd’s en andere producties, tv-programma’s gemaakt. Je kunt het zo gek niet noemen of we hebben het kunnen doen. Wat moet ik nog meer?’ Bovendien is een van de geheimen van zijn leven dat een tegenslag een kans is. Dat leerde hij als pionier al gauw. ‘Dus zeker als je actief bent geweest in de wereld van kunst en cultuur, zoals ik, dan maak je alleen maar tegenslagen mee. Dat is elk jaar wel een keer heftig geweest. Maar je kunt dan ook zeggen: Okay, we lopen hier vast. Wat doen we daarmee? Dan schept het nieuwe mogelijkheden. Zo nu ook met mij, met het laatste bericht over mij gezondheid. Dat is een kans. Dat betekent als je de tijdspanne weet, wat ga ik daar mee doen? Dus we gaan zwaar investeren in de familie, de kinderen, de kleinkinderen, mensen die ik nog één keer wil zien om afscheid te nemen. Eigenlijk zijn we met niets anders bezig dan bijzondere herinneringen te scheppen.’

Toch heeft hij ook nog een woord voor de toekomst en de kunstenaars van nu. ‘Ik denk dat ze in wezen alles hebben om er een geweldig succes en zegen – dat laatste vooral ook niet te vergeten – van te maken. Ze baseren zich op een hele geschiedenis waar ik een deel van ben, maar die ontwikkeling stopt nooit. Ook in de kunsten stopt de ontwikkeling niet. Het punt is niet of je religieuze kunst gaat maken of dat je religieuze bevlogenheid daar in wilt laten zien, maar maak verdorie topkunst. Echt! Dat is voor mij de allergrootste uitdaging: voor God is het allerbeste maar net goed genoeg. Of misschien niet eens goed genoeg. Als je echt denkt dat Gods Geest kan werken door kunstvormen – ik geloof dat heilig – dan hoe kwalitatiever het is, hoe beter het werkt.’

_____________________

Nog één productie staat er op het programma. De voorstelling De vier vrouwen van David op 8 juni in De Basiliek in Veenendaal. 

_____________________

Frouckje van der Wal is kunsthistorica en werkte als tekstschrijfster en vormgeefster.  Zo was zij recensent bij het Nederlands Dagblad en beeldredacteur bij De Reformatie (dat heet nu Onderweg). Momenteel werkt ze als assistent in een atelier van een kunstenaarsechtpaar in Den Haag. Voor hen houdt ze o.a. de sociale media en website bij en helpt hen met andere klussen, bijvoorbeeld helpen bij het inrichten van exposities.